Nieuws
Ken je deze wielertermen? Etappe 2
Thursday 11 July, 2024
Terwijl je in de 111e Tour de France drie weken lang de renners voorbij ziet razen, vliegen de wielertermen uit de monden van de commentatoren je om de oren. Fietsen123 legt uit wat ze betekenen.
Iedere sport heeft in de loop van de tijd zijn eigen termen ontwikkeld, maar die rond de racefiets behoren wel tot de meest kleurrijke. Soms kwamen ze van de renners af, soms van commentatoren en journalisten, en soms is niet bekend waar ze nou precies vandaan kwamen. De eerste reeks wielertermen lees je op Ken je deze wielertermen? Etappe 1 | Fietsen123
Linkeballen - Zodanig fietsen in een groep dat je eigenlijk veel minder werk doet dan de anderen. Op die manier houdt een renner bijvoorbeeld meer energie over voor de eindsprint.
De man met de hamer tegenkomen - Opeens geen energie meer hebben om voldoende hard door te fietsen. Dit komt vaak door onvoldoende eten onderweg.
Mollemalen - Fietsen als wielrenner Bauke Mollema, met veel heen en weer bewegen, trekken, duwen en stampen, om maar door te blijven kunnen gaan. Afkomstig van wielercommentator en voormalig wielrenner Thijs Zonneveld.
Meesterknecht - Een wielrenner die hard werkt voor de kopman van de ploeg, onder andere door die goed uit de wind te houden of op kop een berg op te helpen. Is beter en sterker dan de andere knechten, soms zelfs goed genoeg om zelf als kopman te rijden.
Pap in de benen - Geen kracht in je benen hebben.
Parijs is nog ver - Geeft aan dat er nog veel etappes te rijden zijn in een tour, zodat je nog niet kan zeggen dat je nu al zal winnen, zelfs al sta je aan kop. Wordt toegeschreven aan Joop Zoetemelk.
Op souplesse rijden - Zodanig technisch efficiënt je benen laten ronddraaien dat het fietsen weinig kracht kost.
Stoempen - Fietsen op kracht, zoals met tegenwind of bergop. Het tegenovergestelde van op souplesse rijden.
Surplacen - Stilstaan met je fiets zonder dat je voeten de grond raken. Bekend uit het baanwielrennen, om zo de tegenstander naar de minder gunstige koppositie te dwingen.
Wandeletappe - Een etappe waarbij het peloton opvallend langzaam fietst, soms zelfs trager dan het langzaamste tijdschema. Gebeurt regelmatig bij etappes waar aan het einde een sprint wordt verwacht of tussen meerdere zware etappes in een tour in.
Wegkletsen - Ander woord voor demarreren of wegrijden.
Wieltjeszuiger - Renner die niet op kop gaat rijden en achter andere renners blijft fietsen.
In een zetel zitten - In een goede positie rijden om een sprint te winnen, zoals direct achter een andere sprinter.